zeg hoi = Hi begroet iemand formeel = How do you do? zeg leuk je te ontmoeten = Nice to meet you or Good to meet you zeg tot ziens = bye of goodbye. vraag hoe het met iemand gaat = how are you? Of (also how are things,) zeg dat het goed met je gaat = fine or or very well or not bad zeg tot zaterdag = See you next Saturday. zeg tot dan = See you then zeg tot later = See you later zeg zie je snel weer = See you soon zeg ik zie je weer (je weet nog niet wanner weer) = See you again zeg goede middag = good afternoon wens iemand nog een prettige dag = have a nice day wens iemand goede nacht = goodnight, sleep well wens iemand zalig kerstmis = Happy/merry Christmas wens iemand gelukkig nieuwjaar = Happy New Year wens iemand vrolijk Pasen = Happy Easter feliciteer iemand met zijn verjaardag = happy birthday feliciteer iemand met het slagen voor zijn examen = Well done feliciteer iemand met hun huwelijk of baby = congratulations wens iemand succes = good luck wens iemand goede reis = have a good/nice holiday/time/have a good journey vraag met wie je samen woont = Who do you live with? vraag wat je broer voor iemand is = And what's your brother like? vraag wat je vriend doet = And your boyfriend - what does he do? vraag hoe lang je hem al kent = How long have you known him? vraag hoe vaak je naar de lessen moet = How often are the classes? vraag waarom je spaans leert = And why Spanish? vraag wiens idee het was om in Spanje te gaan wonen = Whose idea was it to live in Spain? vraag wat er mis is met Engeland = What's wrong with England? vraag wat jij er van denkt = How about you? What do you think? vraag wat voor werk kun je in Spanje doen = What kind of work can you do in Spain? vraag van wie dat geld is = Whose money is that? zeg dat het geld van jou is = It's mine. (It's my money.) vraag van wie die tas is = Who does this bag belong to? vraag : wat kunt u mij aanbevelen = What do you recommend? vraag waar de dichtstbijzijnde bank is = Where's the nearest bank? vraag hoe lang die open is = How long is it open? vraag hoe ver het naar de rivier is = How far is it to the river? vraag hoe veel plaatsen je met dit kaartje kunt bezoeken = How many places can we visit with this ticket? vraag of het kasteel de moeite van het bezichtigen waard is = Is the castle worth seeing? vraag of je het kasteel kan aanbevelen = Do you recommend the castle? vraag wanneer het dicht gaat = What time/When does the palace close/shut? vraag welk restaurant kunt u aanbevelen = Which restaurant do you recommend? vraag of je de woordenboeken hier kunt brengen = Can you bring the dictionaries here, please? vraag of je deze oefening af kunt maken voor huiswerk = Could you finish this exercise for homework, please? vraag of Yuri misschien deze boeken naar de lerarenkamer wil brengen = Yuri, could you possibly take these books to the staffroom? vraag of Elena van plaats kan wisselen met Gabi = Elena, can you change places with Gabi? vraag of je van Boris een pen kunt lenen = Could you lend me a pen, Boris? vraag aan Dimitri of hij misschien hier een paar minuten kan wachten = Dimitri, could you possibly wait here a few minutes? zeg dat je dat helaas niet kunt = I'm afraid I can't of I'm sorry, but I can't vraag of je in die stoel mag gaan zitten = Is it all right if I sit in that chair? zeg dat het goed is = Yes, that's fine. vraag of je even naar zijn antwoorden mag kijken = Do you mind if I look at your answers? zeg dat dat gerust mag = No, go ahead. vraag of je zijn pen mag lenen = Could I borrow your pen? zeg zeg dat jij hem nodig hebt = I'm afraid I need it. vraag of het goed is als je de deur dicht doet = Is it OK if I close the door. vraag op je de raam mag open zetten = Can I open the window? zeg natuurlijk, ga je gang = Sure, go ahead. zeg ga je gang = go ahead vraag of iemand het erg vind dat.. = Do you mind if...? = Is it a problem for you if...? vraag of iemand mee iets gaat drinken = Would you like to of Do you want to … go out for a drink? vraag of iemand mee iets gaat eten = Would you like to of Do you want to … go out for for a meal? vraag of iemand mee naar een feest gaat = Would you like to of Do you want to … come to a party? vraag of iemand langs komt om koffie te drinken = Would you like to of Do you want to … come round for a coffee? zeg ja graag = Yes, great! zeg ja dat zou ik graag willen = Yes, I'd love to! zeg dat dat goed klinkt = That sounds lovely/fun/good. zeg dat je helaas niet kunt = I'm afraid I can't. zeg sorry, dat je het te druk hebt = I'm sorry, but I'm busy. zeg dat je graag zou willen, maar dat je al naar de bioscoop gaat = I'd love to, but I'm going to the cinema. vraag wat jullie samen het weekend gaat doen = What shall we do this weekend? vraag waar jullie samen het komend weekend naar toe gaat = Where shall we go this weekend? stel voor om naar het strand te gaan = Shall we go to the beach? stel voor om naar een tentoonstelling te gaan = What about going to an exhibition? stel voor om misschien uit eten kunt gaan = Maybe we could go out for a meal. stel voor om wat te gaan drinken = Let's go out for a drink. zeg dat je liever thuis blijft = Well, I'd prefer to stay at home. zeg dat je dat niet zeker weet = I'm not sure (about that). zeg dat je misschien naar de bergen kunt gaan = perhaps we could go to the mountains. vraag of ze een koekje wil = Would you like a biscuit? vraag of hij iets te eten wil = Do you want something to eat? zeg alsjeblief = Yes, please. zeg nee dank u = No, thanks. vraag of je kunt helpen = Can I give you a hand? vraag of jij het eten klaar moet maken = Would you like me to make the dinner? vraag of jij haar tas moet dragen = Shall I carry your bag. - OK, thanks. vraag of je wil of je een antwoord moet geven = Do you want me to answer that? - Yes. Please. zeg dat jij de drankjes zult betalen = Let me pay for the drinks. - That's very kind of you. zeg dat dat erg vriendelijk van hem is = That's very kind of you. zeg sorry en dat je niet erg goed engels spreekt = Sorry. I don't speak English very well. zeg sorry dat je het kopje stuk hebt gemaakt = I'm sorry, I've broken a cup. zeg dat het je spijt dat je zijn pen hebt kwijt gemaakt = I'm very sorry - I've lost your pen. zeg dat het je erg spijt dat je zijn brief niet hebt gepost = I forgot to post your letter. I'm really sorry. zeg sorry dat je te laat bent want het verkeer was verschrikkelijk = Sorry I'm late.The traffic was terrible. zeg dat dat ok is en dat je wel langzaam zult spreken = That's all right. I'll speak slowly. zeg dat dat OK is en dat ze zich geen zorgen hoeft te maken = That's OK. Don't worry. zeg maak je geen zorgen en dat je heel veel pennen hebt = It doesn't matter. I've got lots of pens. zeg dat dat niets uit maakt = Never mind. zeg : oh maak je er niet druk over = Oh, don't worry about it. zeg dat je deze school uitstekend vind = I think the school is excellent. zeg dat hij jullie mening over de cursus wil horen = He wants our opinion of the course. zeg dat je het een grappig boek vond = I thought it was a very funny book. vraag wat hij denkt van Londen = What do you think of London. zeg dat je de jurk leuk vindt en vraag wat zij ervan vindt = I like this dress. What do you think? zeg dat Max zei dat de cursus weggegooid geld was = Max said the course was a waste of money. vraag wat zijn telefoonnummer is = What's your phone number? vraag wat je mobiele nummer is = What's your mobile number? vraag wat het netnummer van Liverpool is = What's the area code for Liverpool? zeg dat je hem zult bellen = I'll call - ring you. zeg dat je haar zult sms-en = I'll text you. I'll send you a text message. zeg dat je de boodschap zult aannemen = I'll take the message. zeg dat je een bericht zult achterlaten = I'll leave a message zeg dat John er niet is = John is out - isn't in. zeg dat dat het verkeerde nummer is = It's the wrong number. zeg dat de batterij op is = The battery is flat. zeg wacht even = wait a minute vraag wie er aan de lijn is = Who's calling? zeg dat je hem gaat halen = I'll get him. zeg dat je terug zult bellen = I'll call you back.